Vector heeft de nieuwe versie 6 van DYNA4 uitgebracht, de tool voor virtueel proefrijden. Het vergroot de mogelijkheden voor het testen van ADAS-functies door talrijke verbeteringen in de omgeving sensor modellen en de visualisatie van scenario's. Bovendien profiteren gebruikers van nieuwe functies van de simulatiestandaarden ASAM OSI voor sensordatacommunicatie en het wegennet ASAM OpenDRIVE.
Met release 6 biedt de simulatieomgeving voor virtueel testrijden veel verbeteringen voor het ontwikkelen en testen van moderne rijhulpfuncties. Een van de belangrijkste prioriteiten is het realtime modelleren van de omgeving. Een technologische sprong voorwaarts in grafische computing voor 3D-visualisatie en het genereren van camerabeelden bevordert de consistente toepassing van fysieke verlichtingsparameters in rijscenario's. Hierdoor kunnen ontwikkelaars op camera's gebaseerde besturingssystemen testen in uitdagende lichtsituaties, inclusief tegenlicht of sterk verschillende lichtintensiteiten. Om dit te bereiken, worden camerabeelden gegenereerd met een HDR en kunnen ze vervolgens worden gerangschikt als een Bayer-matrix. De oplossing biedt verder ASAM OSI grondwaarheidsinformatie. De objectinformatie die door middel van beeldverwerking is geïdentificeerd, kan op basis van deze informatie direct worden gevalideerd. Hetzelfde geldt ook voor andere sensortechnologieën, waaronder lidar, echografie of radar.
De oplossing is gebaseerd op simulatiestandaarden en omvat een verscheidenheid aan interfaces om de mogelijkheden te maximaliseren bij het gebruik van de virtuele testritten in een bestaande gereedschapsinfrastructuur. Op basis van het gebruik van de ASAM OSI-standaard in DYNA4 kunnen objectgebaseerde sensoren informatie verzenden als OSI-berichten. Andere applicaties ontvangen deze gegevens om ze te verwerken. Bijvoorbeeld CANoe, waarbij de gegevens worden gebruikt voor de resterende bussimulatie in HIL-modus en worden weergegeven in het scènevenster. ASAM OSI vermindert daarom aanzienlijk de inspanning die nodig is om de interfaces tussen de simulatie en de sensoren of ECU-functies op te zetten en te onderhouden.
Dankzij de optimalisatie van de modelstructuur is de nieuwe versie 6 gebruiksvriendelijker in het consistente gebruik van MIL, SIL tot HIL. Het is nu nog eenvoudiger om controllercomponenten te combineren in het virtuele testvoertuig. Verschillende varianten en ontwikkelingsversies van een controllercomponent kunnen met elkaar worden uitgewisseld terwijl de modelinterface constant blijft, zonder dat verdere modelwijzigingen nodig zijn. Bovendien is de flexibele toegang tot signaal- en controlevariabelen in het model vereenvoudigd, waardoor ze tijdens een testrun dynamisch kunnen worden gemanipuleerd.